Voor het samenwerkingsverband Amstelronde schreef ik een ervaringsverhaal over de negenjarige Mila. Daarin vertelt een intern begeleider hoe Mila in nauwe samenwerking met een onderwijsspecialist van Amstelronde in het reguliere basisonderwijs ondersteund wordt. De rol van het samenwerkingsverband wordt verhalend weergegeven.
Ook schreef ik de notulen van twee Vissenkomsessies, een gespreksvorm met een binnenste kring van sprekers en een buitenste kring van nieuwsgierige toehoorders. In deze sessies vertelden ouders van kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte over de overstap van het primaire naar het voortgezette onderwijs. De verslaglegging bestond uit een uitgebreid, verhalend verslag met veel quotes én het gedicht ‘Vinger aan de Pols’. De rode draad is de kwetsbaarheid die zowat alle ouders ervaren als hun kind een grote stap zet.
Vinger aan de pols
Daar gaat mijn kind. Zo groot en toch zo klein.
Is de rugzak zwaar? Kan ik helpen dragen?
Of ligt er al te veel op mijn ouderschouders?
Ik weet: ik ben de ouder, niet de juf, geen IB’er of meester.
Ik trek me terug maar hou mijn vinger daar, mag dat?
Aan de pols, voel maar, hoe kwetsbaar en krachtig,
hoe gestaag en zelfstandig het hart klopt.
Hoe zal het gaan, wordt mijn kind van trappen geplukt
of in een hoek gedrukt? Mag het kiezen voor zichzelf,
een moment van stilte, een kaart op tafel en zelf
eronder kruipen, onzichtbaar of erop klimmen,
klaar voor de sprong, klaar om uit te vliegen?
Wat staat ons om de hoeken op te wachten?
Een hamer die barsten in dat hart kan slaan,
een pluim op de hoed, een veer langs de wang,
een schouderklop, begripvol woord,
wijze blik of harde reprimande?
Ik maak me los, maar hou mijn vinger daar, is dat ok?
Daar aan de pols, voel hoe kwetsbaar en krachtig,
hoe gestaag en zelfstandig het hart klopt.
Mijn kind zo klein en oh zo groot. En ik?
Vooral zo klein, er is zoveel dat buiten mij groeit.
Mijn arm is te kort om ook daar het duwtje te geven.
Mijn blik kan niet door schoolpoorten boren.